En de oorzaak lag niet alleen in de rurale structuren van Oost-België. In de provincie Luxemburg, die al even landelijk is, had bijna 70% van de mannen alleen de lagere school afgemaakt. De belangrijkste reden daarvoor was de Franse onderwijstaal, waardoor honderden Oost-Belgen hun opleiding niet konden voortzetten. Omgekeerd lag het aantal perfect tweetalige middelbare scholieren slechts iets boven het nationale gemiddelde. Met andere woorden, een kleine elite, die na het behalen van het diploma grotendeels werk vond buiten de regio, was hoog opgeleid ten nadele van vele honderden jongeren die geen diploma van het secundair onderwijs en bijhorende carrièrevooruitzichten voor de rest van hun leven kregen.
Vandaag is de Duitstalige Gemeenschap verantwoordelijk voor het onderwijs. De onderwijstaal in de Belgische Eifel is onveranderlijk Duits en de materiële omstandigheden in de scholen liggen ver boven het Europese gemiddelde. De bevordering van meertaligheid staat centraal en veel jongeren vinden het veel gemakkelijker om Engels te leren dan Frans. Buurland Luxemburg heeft een andere weg gekozen: Luxemburgs, Duits en Frans worden gelijktijdig of afwisselend op school onderwezen. Na het laatste Pisa-onderzoek klaagden sommige PDG-parlementariërs dat er te weinig steun was voor de elite, terwijl veel Luxemburgse parlementariërs klaagden dat een groot deel van de leerlingen geen sociale promotie kon maken omdat ze op school overbelast waren. Het onderwijsbeleid blijft spannend.
Carlo Lejeune/Vitus Sproten
Leestip:
Magali Boemer, Sprache, Unterricht und Macht: Eine historisch-soziolinguistische Diskursanalyse von Zeitungsberichten über die Sprachunterrichtspolitik der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens (1919-1989), Doktorarbeit an der Universität Namur, April 2016.