Op 10 mei viel de Duitse Wehrmacht België binnen. In het westen begon de Tweede Wereldoorlog. Terwijl in België ongeveer 1,5 miljoen mensen en in Oost-België ook tegenstanders van het naziregime vluchtten, stonden veel burgers in de bermen tussen Kelmis en Ouren en juichten de Duitse soldaten toe. Sommigen overhandigden kleine geschenken (sigaretten, chocolade) en verfristen de Wehrmachtsoldaten met water, koffie, frambozensap of een snack.
Waarom?
- Een deel van de bevolking kon of wilde zich niet vestigen in het nieuwe vaderland België. Die burgers verwierpen het Verdrag van Versailles en waren openlijk voorstander van een terugkeer naar het oude vaderland Duitsland.
- De overgrote meerderheid van de burgers was in Duitsland gesocialiseerd. Het nationale gevoel kon in twee decennia niet worden veranderd.
- Sommigen bleven trouw aan hun fundamentele democratische overtuigingen, anderen sympathiseerden met de Duitse dictatuur.
- De gevolgen van de wereldwijde economische crisis leken in Duitsland milder dan in België, wat door de nazi’s voor propagandadoeleinden werd uitgebuit.
- In Oost-België hadden talrijke pro-Duitse organisaties campagne gevoerd voor een terugkeer naar Duitsland. Die organisaties kregen financiële en morele steun van de Weimarrepubliek en vanaf 1933 van de nazi’s.
- Ongeveer honderd mannen hadden nationaalsocialistische frontorganisaties opgericht en voerden openlijk campagne voor het “Derde Rijk”.
Juichte de meerderheid van de bevolking op 10 mei 1940? Die vraag kan vandaag de dag niet meer worden beantwoord. Uit persoonlijke documenten blijkt dat de reacties varieerden van “enorm enthousiasme tot grenzeloze ontzetting – en alle schakeringen daartussen”, zoals Martin Schärer analyseerde. Honderden Oost-Belgen vluchtten landinwaarts. Weinig mensen konden zich de omvang van de wereldoorlog voorstellen.
Op 18 mei 1940 werden de kantons Eupen, Malmedy en Sankt Vith en tien oude Belgische gemeenten per decreet van de Führer geannexeerd door het “Derde Rijk”. Die annexatie was in strijd met het internationaal recht, omdat ze had plaatsgevonden voordat de vrede was gesloten. In september 1941 regelde een Duitse wet definitief de burgerschapskwestie. Vanaf dat moment waren de inwoners van de geannexeerde gemeenten volwaardige burgers van het “Derde Rijk” met alle rechten en plichten. Dat omvatte bijvoorbeeld het verplichte lidmaatschap van bepaalde nazi-organisaties (zoals de Hitlerjugend of de Bund Deutscher Mädel) en de dienstplicht voor de Rijksarbeidsdienst (RAD) en de Wehrmacht. Bijgevolg leefden de inwoners van Eupen-Malmedy-Sankt Vith onder fundamenteel andere omstandigheden dan de inwoners van bezet België. De Belgische regering in ballingschap protesteerde pas tegen het einde van de oorlog tegen de annexatie.
Het uitbundige aanvankelijke enthousiasme maakte snel plaats voor grote ontgoocheling. Hadden veel burgers uit de kantons Eupen, Malmedy en Sankt Vith een geïdealiseerd beeld van hun oude vaderland? Verborgen hun Duits-nationalistische overtuigingen de realiteit van de Duitse dictatuur? Zouden de laagopgeleide burgers van die landelijke regio beter in staat zijn geweest om de nazipropaganda te ontmaskeren dan bijvoorbeeld de meer dan 90% van de Saarlanders die in een referendum in 1935 voor Duitsland, en dus voor het “Derde Rijk”, stemden?
Het werd al snel duidelijk dat de totalitaire staat zijn eisen stelde en volledige inzet eiste. De partij, het bestuur en de propaganda probeerden met allerlei middelen de bevolking enthousiast te maken voor het “Derde Rijk”. Partij en administratie probeerden nauwgezet alles te verdoezelen wat als een achteruitgang ten opzichte van België kon worden gezien, bijvoorbeeld de verslechtering van de levensstandaard of de tragere totstandkoming van telefoonverbindingen. Verbeteringen werden daarentegen luid benadrukt.
De dictatuur had echter al in juni en september 1940 de katholiek-conservatieve bevolking beledigd door de kruizen in scholen weg te halen, wat tot gewelddadige reacties leidde. Maar er waren geen publieke protesten. Waarom niet? In tegenstelling tot een democratie staat een dictatuur geen vrije actie in het openbaar toe. Een dictatuur probeert om ieders leven volledig te controleren en te sturen. In een democratie daarentegen kunnen burgers vrij handelen en openlijk opkomen voor hun rechten en die van anderen. Het recht om de uniciteit van elke persoon in het openbaar vrij te ontwikkelen bestaat ook niet in een dictatuur. Een dictatuur garandeert de veiligheid van haar burgers tegen aangifte, onderdrukking, toezicht, vervolging door de staat of de integriteit van het leven alleen maar zolang zij dat wil. In dictaturen hebben burgers geen mogelijkheid om met democratische middelen actie te ondernemen tegen de staat. De enige optie is actief verzet door individuen of groepen. Er is geen bewijs van georganiseerd verzet in “Eupen-Malmedy” in die tijd. In plaats daarvan sloten Oost-Belgen die in die zin actief waren, zich aan bij bestaande netwerken in België. Sommigen waren ook actief in Duitsland. In totaal werden meer dan 60 burgers uit de geannexeerde gebieden als verzetsstrijders gedood in concentratiekampen of gevangenissen.
De Duitse annexatiepolitiek in Oost-België kan worden onderverdeeld in drie fasen: Opbouw – stagnatie – totale oorlog.
De eerste fase, van mei 1940 tot de herfst van 1942, werd gekenmerkt door een verbazingwekkende activiteit ondanks de oorlog. Grote subsidies van het Reich ondersteunden de “wederopbouwwerken” in “het teruggekeerde Eupen-Malmedy”. Het geld werd minder geïnvesteerd in gebouwen en meer in de oprichting van nationaalsocialistische organisaties. De bevolking kreeg zo het gevoel deel uit te maken van een nieuwe, grote nationale gemeenschap. Elk individu werd opgenomen en geïntegreerd in het systeem. Dat was bedoeld om mensen een gevoel van nut en gedeelde verantwoordelijkheid te geven.
De tweede fase duurde van de herfst van 1942 tot mei 1944 en werd gekenmerkt door diepe ontgoocheling. Veel projecten kwamen tot stilstand, zoals de voortzetting van de bouw van de Eupense Weserdam, waarmee in 1936 was begonnen. De verhoogde dienstplicht van mannen en vrouwen bij de RAD en de Wehrmacht, het stijgende aantal slachtoffers, de Duitse nederlaag bij Stalingrad, de steeds toenemende bewaking door de Gestapo en SD, de deportatie van medeburgers naar gevangenissen en concentratiekampen: dat alles veranderde de stemming drastisch.
De derde fase, van mei 1944 tot september 1944, werd uiteindelijk gekenmerkt door maatregelen van totale oorlog: volledige inzet voor de oorlogsindustrie, verhoogde dienstplicht, meer inzetten van vrouwen, verscherpt politiek toezicht.
In augustus 1944 waren 8.700 mannen uit Eupen-Malmedy opgeroepen. Ongeveer 3.300 van hen werden gedood of bleven vermist.
In september 1944 bevrijdde het Amerikaanse leger de regio, die tot dan toe alleen geïsoleerde bombardementen van geallieerde vliegtuigen had gekend. In december werden de Belgische Eifel, de Ösling en de Ardennen echter het toneel van het Ardennenoffensief, ook bekend als het von Rundstedt-offensief of de Slag om de Ardennen. Sommige dorpen en de steden Sankt Vith en Malmedy werden bijna volledig verwoest, terwijl de andere steden zwaar werden getroffen. Die traumatische ervaringen voor de burgerbevolking werden in het communicatieve geheugen van de regio gegrift.
Die zweite Phase reichte von Herbst 1942 bis Mai 1944. Diese Phase war durch eine tiefe Ernüchterung geprägt. Viele Projekte kamen zum Erliegen, wie beispielsweise der Weiterbau der 1936 begonnenen Eupener Wesertalsperre. Die verstärkte Einberufung der Frauen und Männer in den RAD und in die Wehrmacht, steigende Gefallenenzahlen, die deutsche Niederlage bei Stalingrad, die immer stärker werdende Überwachung durch Gestapo und SD, die Verschleppung von Mitbürgern in Gefängnisse und KZs – all das veränderte die Stimmungslage grundlegend.
Die dritte Phase von Mai 1944 bis September 1944 war schließlich durch Maßnahmen des totalen Krieges gekennzeichnet: Volleinsatz für die Kriegsindustrie, verstärkte Einberufungen, vermehrter Einsatz von Frauen, verschärfte politische Überwachung.
Bis August 1944 waren 8.700 Männer aus Eupen-Malmedy eingezogen worden. Rund 3.300 von ihnen wurden getötet oder blieben vermisst.
Im September 1944 befreite die U.S. Army die Region, in der es bisher nur zu vereinzelten Bombenabwürfen durch alliierte Flieger gekommen war. Im Dezember jedoch wurden die belgische Eifel, das Ösling und die Ardennen Kriegsschauplatz der Ardennen-Offensive, die auch von-Rundstedt-Offensive oder im Englischen Battle of the Bulge genannt wird. Einige Dörfer sowie die Städte Sankt Vith und Malmedy wurden fast komplett zerstört, die übrigen Orte schwer in Mitleidenschaft gezogen. Diese traumatischen Erlebnisse der Zivilbevölkerung haben sich in das kommunikative Gedächtnis der Region eingebrannt.
De Tweede Wereldoorlog speelt een grote rol in de herinneringscultuur van Oost-België en heeft de identiteit van de inwoners sterk gekenmerkt. Vooral in de Belgische Eifel ontstond aanvankelijk een herinnering van slachtofferschap die alles wat onaangenaam was onderdrukte en verdoezelde. Sinds de jaren 1980 is echter ook een actieve herinnering aan de oorlog en het interbellum met al zijn spanningen mogelijk geworden. Het doorbreken van taboes over de geschiedenis begon voelbaar te worden. In het Eupener Land vond dat proces pas veel later plaats.
Na een aanvankelijke fase van stilte begonnen historici zich in het midden van de jaren 1960 voor die periode te interesseren, maar niet in de regio zelf. De jonge geschiedenisverenigingen in Sankt Vith, Eupen en Kelmis zwegen vanaf het begin over die periode, met uitzondering van het Ardennenoffensief. Het waren Duitse of Zwitserse historici zoals Klaus Pabst, Heinz Doepgen, Martin Schärer en Heidi Christmann die de staatswisselingen van 1920, 1940 en 1945 analyseerden, evenals het interbellum en de oorlogsperiode.
Geleidelijk aan begonnen de media in de regio zich echter ook meer voor het onderwerp te interesseren. Er verschenen enkele lange boekbesprekingen in Grenz-Echo. De Belgische Radio (BHF) zond de eerste documentaires uit. Sinds de jaren 1980 wordt het taboe rond die periode geleidelijk aan doorbroken.
De essentie van een dictatuur is onrechtvaardigheid en willekeur. Mensenrechten worden onderdrukt. Velen lijden eronder. Hoe ziet dat eruit in de 21e eeuw? Welke gedachten komen op als de staat in Turkije geleidelijk wordt hervormd en mensen de mogelijkheid wordt ontnomen om voor hun rechten op te komen? Hoe moeten we oordelen over ontwikkelingen in Polen of Hongarije, waar onvervreemdbare rechten zoals de scheiding der machten of de persvrijheid worden ingeperkt? Die instrumenten zouden moeten dienen om elke burger te beschermen tegen een onrechtvaardige staat. Hoe is de situatie in Rusland?
Wat moeten we denken van de ontwikkelingen in België en andere Europese landen, waar de mensenrechten de afgelopen decennia ook zijn ingeperkt om de vermeende veiligheid tegen terroristische aanslagen en een pandemie te vergroten? Moeten er echt camera’s worden geïnstalleerd in een kleine stad als Eupen om de vermeende hoge criminaliteit te bestrijden, of wil niet iedereen in onbewaakte vrijheid leven?