5081520180703105618210
1914-1918

De Eerste Wereldoorlog

Veel particuliere fotocollecties bevatten foto’s van familieleden in militaire uniformen uit de Eerste Wereldoorlog. Het zijn individuele portretten die in de studio zijn genomen of groepsfoto’s van vrienden in opleiding of met verlof. Het zijn foto’s die spreken van militaire kameraadschap en trots, vreugde en ernst, loyaliteit en plichtsbetrachting. Documenteren die foto’s echt de Eerste Wereldoorlog? Is aan de voorouders te zien hoe de oorlog ieders leven overhoop gooide?

  1. Uitleg
  2. Tijdbalk
  3. Leestips
  • De Eerste Wereldoorlog wordt beschouwd als de “oorspronkelijke catastrofe” van de 20e eeuw. Het veranderde de wereld dramatisch. Alleen al de analyse van oorlogspropaganda laat zien hoe mensen gemanipuleerd kunnen worden, hoe de media politiek geïnstrumentaliseerd kunnen worden en hoe vijandbeelden gecreëerd en verspreid kunnen worden.

    Een blik op het huidige Oost-België als grensregio toont aan dat de herinnering aan die gebeurtenis heel verschillend kan worden ervaren. De Eerste Wereldoorlog is in België, Frankrijk en Engeland de geschiedenis ingegaan als de “Grote Oorlog”. Tijdens de invasie van het neutrale België in 1914 begingen Duitse troepen op veel plaatsen oorlogsmisdaden (zoals het doodschieten van ongeveer 6.000 burgers). Ze brandden dorpen en steden plat, deporteerden duizenden Belgische dwangarbeiders en wentelden de kosten van de bezetting af op de Belgische gemeenschappen. Ze lieten de bevolking verhongeren. Bovendien bleven delen van België vier jaar lang oorlogstoneel en werden ze grotendeels verwoest. Die ervaringen stonden diep in het communicatieve geheugen van de Belgen gegrift.

    De huidige Oost-Belgen hebben een heel ander geheugen. Ze behoorden al bijna honderd jaar tot het Koninkrijk Pruisen of het Duitse Rijk toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De mensen voelden zich in 1914Duitse burgers. Zelfs de meerderheid van de Walen in en rond de stad Malmedy beschreef zichzelf als patriottische “Pruisische Walen”.

    In augustus 1914 waren het militaire kamp Elsenborn en het hele Duits-Belgische grensgebied het inzetgebied van het Duitse leger. Soldaten uit de districten Eupen en Malmedy vochten ook in de gelederen. Voor 1914 waren er om strategische redenen verschillende spoorlijnen naar het westen aangelegd. Tienduizenden soldaten werden er nu over vervoerd en de aanvoer van troepen werd georganiseerd. De oorlog werd door iedereen gevoeld door de doortocht van de troepen, de inkwartiering en de oprichting van militaire hospitalen in de regio. Zelfs het artillerievuur op de verdedigingswerken buiten Luik kon in het begin van de oorlog door veel inwoners van de grensstreken gehoord worden.

    De oorlog ging van bij het begin gepaard met propaganda, want de Duitse keizer en politici beriepen zich in de lokale pers op de eenheid van het volk. De militaire acties van het Duitse leger werden verheerlijkt. De vijand werd belachelijk gemaakt of afgeschilderd als ongevaarlijk of bedrieglijk. Directe getuigen van vermeende Belgische wreedheden moesten zich melden bij de burgemeesterskantoren in het district Malmedy en hun “waarnemingen” optekenen.

    Duitsers werden al sinds 1914 gevraagd om een oorlogsverzekering af te sluiten of in te tekenen op oorlogsobligaties. De Vereniging van Vaderlandse Vrouwen (VFV) zamelde voor de soldaten “liefdesgeschenken” in, die per spoor werden verstuurd en vergezeld gingen van berichten over de resultaten in de pers. “Het is de plicht van elke Duitse onderdaan om het goud in zijn bezit te overhandigen aan de openbare schatkist, het postkantoor of de spaarbanken, zodat zij het kunnen overdragen aan de Reichsbank,” luidde een andere oproep.

    De oorlog werd nog merkbaarder toen jonge mannen werden opgeroepen voor het Duitse leger. De pers en de openbare diensten publiceerden echter ook oproepen voor vrijwilligers en meldingen dat slachtofferlijsten ter inzage lagen bij de autoriteiten of dat dienstplichtigen belastingvrij waren. De keizer kondigde aan dat deserteurs en emigranten gratie zouden krijgen als ze zich bij het leger zouden aanmelden. Steeds langere lijsten van gesneuvelde soldaten en het groeiende aantal overlijdensberichten van gesneuvelde soldaten gaven de oorlog veel gezichten in de lokale pers. In totaal kostte de Eerste Wereldoorlog aan 17 miljoen mensen het leven. 766 soldaten uit het district Eupen en 1.082 soldaten uit het district Malmedy werden gedood: een totaal van 1.848 gesneuvelde soldaten.

    In 1916 werd het Hindenburgprogramma aangenomen. De Duitse economie was nu volledig gericht op de oorlog. Omdat de oogsten van 1916 en 1917 ook uitzonderlijk slecht waren, werd de oorlog nu door elke burger gevoeld, zelfs op het platteland. De bevoorrading van de bevolking werd massaal beperkt en iedereen moest nu bijdragen aan de oorlogsinspanning. Zelfs kinderen werden herhaaldelijk in de klas ingezet om aardappels of bieten te oogsten of beukennootjes, paddenstoelen, bessen en nog veel meer te verzamelen.

    Het oorlogsfront raakte steeds nauwer verweven met het thuisfront. Soldaten vochten aan de slaglinies en aan het thuisfront werkten de thuisblijvers en deden ze niets ten gunste van de frontsoldaten. Alles was ondergeschikt aan het succes van de gevechtstroepen. De veldpost ontwikkelde zich tot de meest praktische en belangrijkste schakel.

    Er was geen begrip voor het lot van de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse buren, hun lijden en hoop. Niet alleen tijdens de oorlog, maar ook daarna richtte iedereen zich vooral op zijn eigen lijden.

    De herinnering aan de Eerste Wereldoorlog is in Oost-België de afgelopen decennia fundamenteel veranderd. Misschien draagt 11 november hieraan bij. Het illustreert het verdeelde karakter van Oost-België: als Wapenstilstandsdag is 11 november sinds 1922 een feestdag in België, Frankrijk en Luxemburg, maar niet in Duitsland. Op die dag worden de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog herdacht. In Oost-België gebeurt dat vanuit een speciaal perspectief. In Eupen speelt de fanfare bijvoorbeeld eerst het Duitse stuk “Der gute Kamerad”, dan het bugellied “The Last Post” en tot slot het Belgische volkslied. In het Rijnland daarentegen wordt die dag gevierd als de officiële start van het carnavalsseizoen. Veel Oost-Belgen vieren die aftrap ook in Keulen of Oost-België. Dat verdoezelt de basisgedachte achter die officiële feestdag. Met andere woorden: de voorouders van de meeste Oost-Belgen behoorden tot de verliezers van die oorlog, maar sommige van hun nakomelingen vieren vandaag als Belgen op die gedenkdag des te uitbundiger de start van carnaval.

    Er zijn duizenden en duizenden foto’s van de Eerste Wereldoorlog. Maar waar zijn de foto’s van de voormalige vijanden, van de Fransen, de Britten, de Russen of de Belgen in privéfotoalbums? De media en groepen kunnen gemakkelijk worden gebruikt om een zogenaamd belangrijker doel te bereiken. Stel u voor dat mensen van uw eigen leeftijdsgroep werden overgehaald om ten strijde te trekken. Zouden de mensen van nu net zo naïef ten strijde trekken als de jonge mannen, vrouwen en gezinnen in 1914? Of zouden ze meer verlicht zijn? Hoe herkent men propaganda vandaag de dag en hoe beschermt men zichzelf ertegen?

    • Eerste Wereldoorlog

      Eerste Wereldoorlog: 1.848 doden in Oost-België

    • Bouw van het sanatorium in Eupen

    • Geallieerden in Eupen-Malmedy

      Britse troepen trekken Eupen binnen (30 november 1918)

    • Soldaten- en arbeidersraad

      Oprichting van een soldaten- en arbeidersraad in Eupen (12.11.1918)

    • grenzerfahrungen-band3
      Carlo Lejeune (Hg.)
      Grenzerfahrungen. Eine Geschichte der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens.

      Band 3: Code Civil, beschleunigte Moderne und Dynamiken des Beharrens (1794-1919), Eupen 2016.

    • AaStudienBd7
      Peter M. Quadflieg, Christoph Rass (Hg.)
      Kriegserfahrung im Grenzland. Perspektiven auf das 20. Jahrhundert zwischen Maas und Rhein.

      Aachener Studien zur Wirtschafts- und Sozialgeschichte, Bd. 7, Aachen 2014.

    • grenzerfahrungen-band4
      Carlo Lejeune, Christoph Brüll, Peter M. Quadflieg (Hg.)
      Grenzerfahrungen. Eine Geschichte der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens.

      Band 4: Staatenwechsel, Identitätskonflikte, Kriegserfahrungen (1919-1945), Eupen 2018.

    • Der Roman Golgatha (1937) von Peter Schmitz (1887-1938)
      Peter Schmitz (Autor), Philippe Beck (Hg.)
      Golgatha. Ein Kriegsroman

      Neuauflage hg. und eingeleitet von Philippe Beck mit Unterstützung des Fördervereins für das Archivwesen der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens, Bremen, Donat Verlag, 2014.