Bron: Staatsarchiv Eupen ; De amerikaanse Soldatenfriedhof in Henri-Chapelle

Uitleg

In 1945 waren de Eifel en de Ardennen verwoest en verkeerde de Eupense regio in een staat van sociale verlamming. De overgang van oorlogstijd naar vredestijd was niet gemakkelijk. Waarom?

In eigen land werden de naoorlogse jaren gekenmerkt door een verlangen naar gerechtigheid en wraak. Na vier jaar bezetting moesten collaborateurs ter verantwoording worden geroepen, en spionnen en verraders worden berecht. Alles wat mensen herinnerde aan de gehate bezetter moest worden uitgeroeid. Nationaalsocialisme, Duits nationalisme, maar ook de Duitse taal en cultuur werden vaak over één kam geschoren. De goedbedoelde pogingen tot denazificatie en het straffen van collaborateurs werden in het collectieve bewustzijn verankerd onder de modewoorden “répression” (strafrechtelijke vervolging) en “épuration” (zuivering). Vanaf augustus 1944 ontstond in België een ware zuiveringshysterie, die vooral gericht was tegen collaborateurs. Dat was ook het geval in Frankrijk, Tsjecho-Slowakije, Polen en vele andere Europese landen.

Het begon ook in Oost-België, met zijn bevolking van ongeveer 60.000 mensen, in september 1944 en nam pas langzaam af in de jaren 1950. Tijdens die periode hield het Belgische verzet, het zogenaamde Witte Leger, of de militaire controleurs in de kantons Eupen, Malmedy en Sankt Vith minstens 6.000 tot 7.000 burgers vast in interneringskampen of gevangenissen. Voor de ongeveer 60.000 inwoners van Oost-België werden 18.427 gerechtelijke dossiers geopend. In 3.201 gevallen werd een aanklacht ingediend en uiteindelijk werden 1.503 burgers veroordeeld. Dat was vier keer het Belgische gemiddelde. Ongeveer 10.000 burgers, met inbegrip van hun familieleden, zouden in 1946 hun Belgisch staatsburgerschap verliezen en naar Duitsland gedeporteerd worden. Uiteindelijk hield de Belgische staat echter tot op zekere hoogte rekening met de speciale situatie van Oost-België en werden slechts 461 burgers getroffen door die speciale maatregel

Veel Oost-Belgen werden voor een beperkte of onbeperkte periode geheel of gedeeltelijk beroofd van hun burgerrechten. In 1946 bijvoorbeeld mocht ongeveer 50% van de mannen in Oost-België niet stemmen (vrouwen kregen pas stemrecht in 1948). Tegen juni 1946 waren meer dan 4.000 burgers grotendeels uitgesloten van het sociale leven als gevolg van een negatief burgerschapscertificaat. Dezelfde procedure werd gevolgd in bedrijven, administraties, verenigingen en andere organisaties. Omdat talloze dossiers vernietigd of weggebracht waren door het Witte Leger en de militaire rechtbanken niet over de relevante bewijzen beschikten, riep de burgemeester van Eupen, Hugo Zimmermann, op tot een wijdverspreide aanklacht.

Tegen de achtergrond van de binnenlandse politieke spanningen rond de zuivering leek een speciale behandeling nauwelijks mogelijk. Daarom moesten de Oost-Belgische burgerbevolking en de 8.700 Wehrmachtsoldaten uit de regio aanvankelijk volgens dezelfde normen worden beoordeeld als de inwoners van bezet België. Dat er rekening moest worden gehouden met de speciale rol van Oost-België was een bijna onmogelijke opgave in de onmiddellijke naoorlogse periode.

Enerzijds hadden de Belgische autoriteiten veel tijd nodig om het dagelijkse leven van de Oost-Belgen in het “Derde Rijk” van 1940 tot 1944 te begrijpen, anderzijds klaagden de militaire rechtbanken dat ze talrijke aanklachten hadden tegen mogelijke collaborateurs, maar dat het Belgische verzet de dossiers in de regio zo massaal had vernietigd of weggebracht dat er nauwelijks een wettelijke basis was voor een veroordeling.

De meerderheid van de bevolking vond de zuivering onrechtvaardig. De bijna unanieme rechtvaardiging was dat Oost-België geannexeerd was en niet bezet. In een eerste fase werden talrijke, soms harde vonnissen uitgesproken, waarvan vele in beroep werden afgezwakt of volledig vernietigd.

Het naoorlogse beleid dat in Brussel en in het districtscommissariaat Malmedy voor Oost-België werd ontwikkeld is interessant, net als de houding van de bevolking. De grenzen met Duitsland zouden grotendeels gesloten worden en de bevolking zou zich oriënteren op het binnenland van België. Er moest een opgedreven Belgisch nationalisme worden verspreid en de Franse taal moest worden afgedwongen in scholen en administratie. In die context begonnen veel Oost-Belgen zichzelf te assimileren, waarbij ze de voorkeur gaven aan de Franse taal en een al te opvallende affiniteit met de Duitse cultuur vermeden. Als gevolg daarvan verdween de Duitse taal geleidelijk uit de regio Malmedy.

De jaren na de oorlog waren echter om een andere reden belangrijk voor de Belgische Eifel. In die periode vond de materiële wederopbouw van de verwoeste dorpen plaats. Dat ging door tot in de jaren 1960. Terwijl de gemeenten in het centrum van België gespaard bleven van grote verwoestingen tijdens de oorlog, was de situatie anders in het oosten van België. Daarom namen sommige Belgische centrumgemeenschappen het peterschap op zich voor gemeenten in Oost-België en lenigden de grootste nood door voedsel en materiaal te doneren.

De zuivering bleef een taboe in de regio tot het einde van de jaren 1990. Emotioneel heeft iedereen die tijd anders beleefd en verwerkt. Mensen zwegen bewust over die periode en trokken zich terug in een slachtofferrol: ze zagen zichzelf als slachtoffer van de oorlog door de annexatie, door de dienstplicht van soldaten in de Wehrmacht of als slachtoffer van het Ardennenoffensief en als slachtoffer van de zuivering. Pas nadat de archieven waren geopend, verschenen de eerste werken waarin het onderwerp wetenschappelijk werd onderzocht en gepresenteerd. Tot op de dag van vandaag blijft de vraag waarom de zuivering faalde in haar basisbedoeling om gerechtigheid tot stand te brengen, maar blijkbaar wel succesvol was in het pacificeren van de bevolking.

Dat voorbeeld laat het zien dat het ongelooflijk moeilijk was voor de rechtbanken om in die buitengewone situatie recht te spreken op een manier die ook als eerlijk werd ervaren door de meerderheid van de getroffenen. Burgers vonden het ook moeilijk om de acties van hun medeburgers passend te categoriseren. Is dat de reden waarom die periode werd verzwegen?

Tegenwoordig oordelen mensen snel over andere mensen op het internet. Mensen worden (anoniem) beledigd of zwartgemaakt op sociale media. In de rechtszaal worden oordelen echter altijd gebaseerd op begrijpelijke feiten of op zijn minst indirect bewijs. Welke informatie is er in het dagelijks leven nodig om een mening te vormen en een oordeel te vellen?