5081220180612094515488
Taalruimte

Dialecten in Oost-België

21.06.2022
  • Labo
  • Landreis
  • Taalruimte

Ook in Oost-België is het verlies van dialecten merkbaar. De redenen daarvoor zijn bijvoorbeeld de instroom van mensen van buiten Oost-België, een grotere mobiliteit binnen Oost-België en huwelijken tussen partners van wie er één geen dialect meer spreekt. Maar vooral de sociale dimensie van het dialect neemt zienderogen af.

De dialecten van Oost-België zijn dialecten van het Brabants-Nederfrankische dialectgebied en het Rijnland. Het zijn talen die in het eerste millennium zijn ontstaan en zich verder hebben ontwikkeld. De 16e eeuw is van bijzonder belang voor de geschiedenis van de taal: toen werden de middeleeuwse geschreven talen op basis van de dialecten verlaten. De gestandaardiseerde talen – Duits, Frans of Nederlands (of Limburgs en Brabants) voor Oost-België – werden nu meer en meer gebruikt in geschreven documenten. Een gelijkaardig proces vond overal plaats tussen de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Alpen.

In de dorpen van de Belgische Eifel is het aantal dialectsprekers nog steeds relatief hoog. Daar spreekt een aanzienlijk deel van de ouders nog dialect met hun kinderen. In de grotere steden en in St. Vith daarentegen is het aantal dialectsprekers beduidend lager. In het noorden van Oost-België spreken jongeren nauwelijks dialect. Dat alles toont aan dat ook in Oost-België dialect zienderogen terrein verliest. De redenen daarvoor zijn onder andere de instroom van mensen die niet uit Oost-België komen, een grotere mobiliteit binnen Oost-België en huwelijken tussen partners van wie er één geen dialect (meer) spreekt. Maar bovenal neemt de sociale functie van het dialect merkbaar af, d.w.z. dat er steeds minder dialect gesproken wordt in het dagelijkse leven (school, overheid, winkels, enz.).

De daling gaat echter veel trager dan voorspeld in de jaren 1980. Dat heeft ook te maken met de reputatie van het dialect. Tot in de jaren 1980 werd het dialect niet alleen beschouwd als de taal van de ongeschoolden, maar was het ook de zondebok voor het vaak onjuiste gebruik van het Hoogduits in Oost-België, vooral door germanisten. Er waren echter veel redenen voor het vaak onjuiste gebruik van het Duits.

Tussen 1920 en 1970 vormden veel niet-lokale leraren, vaak met onvoldoende kennis van het Duits (waaronder een aantal uit de provincie Luxemburg), een aanzienlijk deel van het onderwijzend personeel. Dat resulteerde in een vertraagde assimilatie van die minderheid in het Standaardduits. De assimilatie werd ook belemmerd door het veelvuldige gebruik van het Frans in de administratie en kantoren. Andere promotors van de Hoogduitse taal, zoals de pers of de kerk, konden die tekortkomingen niet of onvoldoende compenseren.

Tot in de jaren 1990 moest een klein deel van de kinderen die in de Belgische Eifel naar school gingen op zesjarige leeftijd Standaardduits leren, omdat ze voorheen alleen dialect spraken.

Natuurlijk leidt de overname van de Nederduitse grammatica en sommige woorden in de standaardtaal tot taalkundige onnauwkeurigheden. Die zouden in Oost-België echter niet groter moeten zijn dan in andere regio’s met een dialectachtergrond.

Sinds de jaren 1990 is dialect spreken opnieuw populairder, vooral in de Belgische Eifel, wat het verlies van dialect verder vertraagt. Vooral in de Belgische Eifel wordt dialect gezien als een verenigend element dat een innerlijke kracht weerspiegelt. Vlaanderen laat zien wat dat betekent: de Vlaamse televisiezender VRT gebruikt in zijn series Vlaams gekleurd Standaardnederlands om een Vlaamse identiteit te promoten.

Het gebruik van dialect kan echter ook leiden tot sociale uitsluiting van niet-dialectsprekers. Zij ervaren dan dat een dialect, in tegenstelling tot een standaardtaal, moeilijk aan te leren is.

In Oost-België wordt het dialect meestal “Platt” (zowel in de standaardtaal als in het dialect “Plattdütsch”) en “Mundart” (in het Standaardduits) genoemd. Het woord “Platt” betekent oorspronkelijk “begrijpelijk”, “onopgesmukt”.

In Oost-België kunnen drie dialectgebieden worden onderscheiden:

 

  • Het Zuidelijke Laagfrankische dialectgebied is het gebied tussen de Ürdingenlijn (ik/ich) en de Benrathlijn (maken/machen).
  • Het Ripuarisch taalgebied ligt tussen de Benrathlijn (maken/machen) en de Eifellijn (dorp/dorf).
  • Het Moezel-Frankische taalgebied ligt tussen de Eifellijn (dorp/dorf) en de Hunsrücklijn (dat/das).

Het dialect van het dorp Recht (Reeter Platt) neemt een bijzondere positie in. De Franstalige invloed is hier bijzonder sterk, omdat de geografische ligging van Recht de communicatie met de Waalse buren in Vielsalm gemakkelijker maakte dan met de Duitstaligen, wat ook de taal beïnvloedde. Het Rechter Platt bevat daarom termen als defendöre (van défendre = verdedigen), maar ook andere begrippen die ook veel voorkomen in andere dialecten, zoals de Saarlandse woorden paraplie (van parapluie = paraplu), Schäselong (van chaise longue = ligstoel of bank), en Schavoi (van chou de Savoie = savooiekool).

Er zijn dus een groot aantal lokale dialecten binnen de Oost-Belgische dialectgebieden. Sinds de jaren 1970 zijn hun verschillen echter merkbaar afgenomen door de aanzienlijk grotere mobiliteit van jongeren. De lokale bevolking merkt die vaak zeer subtiele verschillen nog steeds op. Dialectgeografisch onderzoek documenteert ze op taalkaarten.

Een belangrijk kenmerk van de Oost-Belgische dialectgebieden is de invloed van het Frans en vooral het Waals via leenwoorden (“Makei” voor kwark, bijvoorbeeld). Het Waals in Malmedy, Wallonië bevat ook talrijke leenwoorden uit het Duits en de Duitse dialecten, bv. “Brötchän” voor broodjes.

Leestips

Elmar Neuß, “Der lange Weg zur deutschen Schrift- und Kultursprache. Von Volkssprachen, Schreibsprachen und Sprachwerdung in Sprachkontaktzonen”, in: Carlo Lejeune, David Engels (eds.), Grenzerfahrungen. Eine Geschichte der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens, vol. 1: Villen, Dörfer, Burgen (Altertum und Mittelalter), Eupen 2013, pp. 180-197.

Elmar Neuß, “Wie die modernen Schriftsprachen die älteren Schreibsprachen langsam verdrängen. Fragen zu einem bisher kaum beachteten Forschungsfeld an den Sprachgrenzen”, in: Carlo Lejeune (red.), Grenzerfahrungen. Eine Geschichte der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens, vol. 2: Tuche, Töpfe, Theresianischer Kataster (1500-1794), Eupen 2015, pp. 224-237.

Robert Möller, “Im Zeitalter der Nationalsprachen. Sprachentwicklung im politischen und sprachlichen Grenzraum zwischen Maas und Rhein”, in: Carlo Lejeune (red.), Grenzerfahrungen. Eine Geschichte der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens, Band 3: Code civil, beschleunigte Moderne und Dynamiken des Beharrens (1794-1919), Eupen 2016, pp. 230-251.

Robert Möller, “Die Minderheitensprache als Politikum. Schutz oder Verdrängung des Deutschen in den cantons rédimés”, in: Carlo Lejeune, Christoph Brüll, Peter Quadflieg (eds.), Grenzerfahrungen. Eine Geschichte der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens, Band 4: Staatenwechsel, Identitätskonflikte, Kriegserfahrungen (1919-1945), Eupen 2016, pp. 348-363.

Dorf Recht: (met woordenboek van Rechter Platt), laatst bijgewerkt maart 2023.