5081220180612094515488
Een geschenk voor Oost-België

De grootmoeder in de Preusswald: een geschenk van Archi W. Bechlenberg

22.11.2022
  • Labo
  • Een geschenk voor Oost-België

Ik beschouw mezelf al 40 jaar als een Oost-Belg, ook al woon ik net “daarbuiten”, in Gemmenich. Ik ben er in 1980 vanuit Aken naartoe verhuisd.

Mijn geschenk aan Oost-België is een boek dat ik in 2015 schreef en dat net in een geactualiseerde en uitgebreide nieuwe editie is verschenen: “Streifzüge durchs östlichen Belgien”. Met dat boek wil ik de aandacht van Duitsers en Duitstaligen vestigen op onze regio.

Ik wil hier een klein verhaal uit het boek weergeven; het werd vaak en graag verteld in mijn familie. Het gaat als volgt:

In de jaren 1920 maakten mijn grootouders van moederskant elke zondag een pelgrimstocht te voet van Aken naar de kapel van Moresnet. Ze namen altijd hun kinderen mee, waaronder mijn moeder. Het was een vermoeiende tocht, maar het moest gebeuren. Het bidden en het aansteken van kaarsen in de kleine Mariakerk stonden natuurlijk centraal, maar er was nog een reden voor de tochten: in België werden veel dingen gekocht die in die jaren in Duitsland niet verkrijgbaar of duur waren. Zelfs brood werd meegenomen.

Winkelen was echter niet toegestaan en dus voerden Duitse douanebeambten, die blijkbaar geen genade kenden en zelfs kinderen vasthielden, controles uit in het bos. Natuurlijk gebruikten hun ouders hen ook om te smokkelen.

Ik herinner me mijn oma alleen als een lieve oma uit een sprookjesboek. Maar ooit ging ze door het lint. In het Preusswald, in het grensgebied, werd de kleine karavaan, die die dag bestond uit mijn oma en de kinderen, tegengehouden door een douanebeambte. Hij controleerde wat er in de tassen zat die ze bij zich hadden, maar vond alleen tamelijk onbeduidende smokkelwaar, dus geen koffie, tabak of alcohol. Hij vond echter wel een paar grote dozen wit brood in de boodschappentas. Ze moest het brood afgeven, beval de douanebeambte. Maar mijn oma, die wist dat het brood dan door de douanebeambten zelf zou worden opgegeten, weigerde. Er ontstond een luide ruzie waarbij de grenswacht herhaaldelijk eiste dat de tas met het brood zou worden overhandigd. Ondertussen stonden de kinderen te huilen. En toen schoot mijn oma uit haar slof. Met de woorden: “Je krijgt het niet, ik pis er nog liever op!”, ging ze met opgetrokken rok op de zak op de grond zitten en deed wat ze had aangekondigd.

Ik weet niet meer hoe het verhaal eindigde, maar het heeft eigenlijk geen ander einde nodig dan dat.

Archi W. Bechlenberg

Gemmenich