Stop! Een reiziger op een pad! Zie je me daar staan? Een boomstronk! Geen takken beschermen me tegen regen en sneeuw. Alleen een bedekking, zwart, zoals de donkere gedachten die bij me opkomen als ik denk aan vroegere pracht en praal.
Stel je voor: ooit, nauwelijks 150 jaar geleden, was hier geen bos. Alles wat je zag was heide en woestenij.
Omdat de mensen hout nodig hadden, hebben ze geleidelijk alles kaalgehaald: ze produceerden houtskool en stookten hoogovens op om ijzer te produceren. Voor één wagon ijzer hadden ze 36 wagons hout nodig. Op koude dagen warmden ze zich bij het vuur…
Maar niemand dacht eraan om nieuwe bomen te planten. Zelfs het eigen zaad werd weggegraasd door de schapen, geiten, runderen en varkens die hier werden gehoed. Op een dag was het bos verdwenen. Regen spoelde de onbeschermde dorre grond weg. Er ontstonden woestenijen. De mensen in de Eifel werden geteisterd door honger en ontberingen.
Wees dus wijs, reiziger, en leer hiervan: laat je niet enkel leiden door het “nu”! Denk aan de wortels. Als die ontbreken, is woestenij het resultaat. Onthoud: je hebt bomen nodig om te ademen, om te leven, niet alleen om ze te hebben.
Vroeger, 150 jaar geleden, kwamen de Pruisen. Zij waren de nieuwe eigenaren van de “Attenborn”, zoals de plaatselijke bevolking het gebied noemt. In 1859 zeiden de Pruisen: “We moeten nieuwe bomen planten. Maar geen beuken en eiken, maar sparren, die goed gedijen, zelfs op onvruchtbare grond”. De mensen verzetten zich. Ze wilden hun weidegrond niet verliezen. Ze noemden de boom minachtend de “Pruisische boom” en probeerden de zaailingen er ’s nachts uit te trekken. De bomen moesten worden beschermd door politieagenten en soldaten.
Wees dus wijs, reiziger, en leer hiervan: soms moet je afscheid nemen van het vertrouwde omwille van de toekomst.
Ik had geluk en werd er niet uitgehaald. Mijn vrienden ook niet. We bleven groeien. De Belgen waren nu eigenaar van de Attenborn. Begin 1930 besloten ze om 5.000 m³ hout van de Attenborn te kappen om de bouw van de nieuwe kerk in Medell te financieren. Ik beefde en dacht: nu komt je einde. Maar ik werd gespaard en bleef staan, ter nagedachtenis aan mijn medebroeders die hadden bijgedragen aan de nieuwe kerkbouw door hun hout te verkopen. En ze hadden iets geleerd. Er werden nieuwe sparren geplant. Zoals je kunt zien, staan ze nu in al hun pracht om mijn stronk heen.
Ik mocht verder groeien tussen de jongens en groeide uit tot een trotse 11 kubieke meter hout. Mijn omtrek nam toe (4,15 meter; diameter: 1,32 meter), evenals mijn hoogte (38,3 meter). Ik was al van verre zichtbaar, zelfs voor de bliksem die me in 2014 trof en vernietigde.
Je vraagt je misschien af waarom de stronk is blijven staan en niet is verwijderd. Ik zal het je vertellen, wandelaar:
Het is een herinnering aan het verleden. Ook aan de broosheid van het verleden! Maar de lessen die je eruit leert, helpen om de toekomst veilig te stellen. Onthoud: het is de toekomst van je kinderen.
Die geschiedenis moet ons herinneren aan het verleden en een les zijn voor de toekomst. Het moet ons ook herinneren aan de vele mensen die de geschiedenis in Oost-België levend houden door er een “gedenkteken” van te maken om in de toekomst misschien iets nieuws te initiëren. Zij helpen ervoor te zorgen dat “gedenktekens” niet in de vergetelheid raken uit angst om te herinneren of omdat herinneren pijnlijk is.
Engelbert Cremer
Medell