5081220180612094515488
Oost-België voor beginners

Assimilatie?

29.08.2022
  • Labo
  • Oost-België voor beginners

Na de Tweede Wereldoorlog zette de Belgische regering haar liberale beleid van het interbellum, dat bepaalde rechten toekende aan de Duitse taal en cultuur, niet verder. In de logica van de overwegend Franstalige centrale staat “sprak een goede Belg Frans”. Die overtuiging heerste ook onder de Oost-Belgische bevolking, zodat men gedeeltelijk kan spreken van “zelfassimilatie”. Velen wilden absoluut het Duitse verleden de rug toekeren en zich bewijzen als “goede Belg”.

Terwijl de nazistaat sinds mei 1940 de nieuwe grens met België had gesloten, alle lessen Frans had stopgezet, het openbare leven grotendeels had “gegermaniseerd” en ook Franse persoonsnamen had gegermaniseerd, probeerde de Belgische staat nu om de Duitse taal uit de regio te verdrijven en het openbare leven te reorganiseren. De beste middelen om dat te bereiken leken de verfransing van de jeugd via het onderwijssysteem, de intellectuele oriëntatie van de Oost-Belgen op het binnenland, de verspreiding van een sterk Belgisch nationalisme en de verregaande sluiting van de Duits-Belgische grens voor de naoorlogse jaren. Tegelijkertijd begonnen heel wat Oost-Belgen “zichzelf te assimileren” door de Duitse taal te verwerpen en soms bewust hun Duitse voornaam aan te passen aan het Frans. Zo werd bv. “Dieter” nu “Didier”, en “Maria” werd “Marie”.

Vanaf de jaren 1950 was er geïsoleerd verzet tegen dat beleid in Oost-België. Die ontwikkeling werd verder aangewakkerd door de spanningen tussen de Vlamingen en de Walen vanaf de jaren 1960. Vooral een deel van de jongere generatie in Oost-België besefte dat ze niet op gelijke voet stonden met de Vlamingen en de Walen.

Die ontwikkeling gaf aanleiding tot twee politieke meningskampen. Aan de ene kant stonden de traditionele partijen, die aanvankelijk met weinig zelfvertrouwen opriepen tot respect voor de Duitse taal, zoals bepaald door de vaststelling van de taalgrenzen in 1962-63. Aan de andere kant stonden de jonge politici die via de in 1971 opgerichte Partij van de Duitstalige Belgen een onmiddellijke gelijke behandeling en dezelfde autonomie voor Vlamingen en Walen eisten.

De Belgische politici die de centrale staat wilden omvormen tot een federale staat, beseften dat respect voor de cultuur van de ander (Vlamingen, Walen, tweetalige Brusselaars en Duitstaligen) belangrijk was. Cultuur is immers een uitdrukkingsvorm van iemands identiteit. Het “Handvest van autochtone nationale minderheden/etnische groepen in Europa” van de FUEN (Federal Union of European Nationalities) (2006) rechtvaardigt dat: minderhedenbeleid is actief vredesbeleid, draagt bij aan culturele en taalkundige rijkdom en ondersteunt het zelfbeschikkingsrecht van mensen.

Tot de millenniumwisseling waren die politieke debatten in Oost-België controversieel. Sommigen eisten gelijke rechten op inspraak, anderen argumenteerden vanuit een voorzichtig perspectief en wilden geleidelijk voordelen voor Oost-België verwerven door goede relaties met de respectieve moederpartijen in Brussel.

  • Michel_Pauly
    Michel Pauly
Opinie:

Over de situatie van taalminderheden in Luxemburg:

“In Luxemburg is het debat over hoe omgaan met minderheden erg groot, want er is een kleine meerderheid van Luxemburgers, grote Portugese, Franse en Italiaanse minderheden en talloze kleinere minderheden en microminderheden, die samen het Luxemburgse volk vormen. Daarnaast zijn er enkele honderdduizenden grensarbeiders uit Frankrijk, België en Duitsland die elke dag naar Luxemburg komen om te werken. Als de huidige massale immigratie doorgaat, zal het aantal Luxemburgers in Luxemburg de komende jaren dalen tot onder 50%. Dan zal het Luxemburgse volk alleen nog uit minderheden bestaan. Daarom is de vraag hoe omgaan met minderheden in het eigen land van existentieel belang, onder andere omdat theoretisch over een paar jaar minder dan de helft van de Luxemburgers stemrecht zal hebben en dat zal leiden tot een democratisch tekort waarin één voorouderlijke minderheid over alle anderen zal heersen. Het probleem dat te weinig immigranten Luxemburgs zouden leren - de taal van de integratie in Luxemburg - is niet waar en kan van de hand worden gewezen door naar de relevante statistieken te kijken. Een ander probleem is eerder de angst van de autochtone Luxemburgers dat het Frans, dat in heel Luxemburg in allerlei dagelijkse situaties wordt gebruikt, de plaats van het Luxemburgs zou innemen. Die angst is irrationeel en gebaseerd op gevoelens die kunnen ontaarden in ondoordachte politieke avonturen. Dat “nachtmerriescenario” zal echter niet plaatsvinden zolang het Luxemburgs de taal van de integratie blijft en de Luxemburgse drietaligheid behouden blijft.”