De realiteit was waarschijnlijk iets soberder. Er waren zeker veel juichende mensen die langs de kant van de weg stonden en cadeautjes gaven aan de soldaten. Ze waren blij met de “bevrijding” door Duitsland. Hoeveel opportunisten kozen de kant van de vermeende overwinnaars? Hoeveel mensen bleven thuis? Hoeveel mensen waren verlamd door angst voor de oorlog? Hoeveel mensen wisten dat ze de democratische vrijheden van de Belgische staat zouden verliezen? Hoeveel mensen zagen het naziregime al als een dictatuur die de mensheid verachtte en die op het punt stond om Europa te overspoelen met een verwoestende oorlog? Er was ongetwijfeld zowel enorm enthousiasme als grenzeloze ontzetting – en alle schakeringen daartussenin.
Veel inwoners van het huidige Oost-België geloofden dat ze vanaf 1940 het Duitsland zouden meemaken waarvan ze zich twintig jaar lang een ideaalbeeld hadden gevormd. Pas geleidelijk aan ervoeren ze de dictatuur van het “Derde Rijk” als een teleurstelling. Die teleurstelling werd versterkt door harde ervaringen: vanaf september 1941 werden de eerste mannen opgeroepen voor de Wehrmacht en werden er 3.200 gedood. De totalitaire staat probeerde om alle aspecten van het leven te beheersen. Andersdenkenden werden vervolgd, gedeporteerd en vermoord. Bovendien leefden de inwoners van Eupen en Malmedy als volwaardige burgers van het “Derde Rijk” met al zijn verplichtingen. Jongeren moesten lid worden van de Hitlerjeugd, volwassenen moesten zich aansluiten bij nationaalsocialistische organisaties. Hun dagelijks leven verschilde sterk van dat in bezet België. Dat betekent echter niet dat ze allemaal nationaalsocialisten waren en zich identificeerden met de nationaalsocialistische ideeën.
Het is belangrijk om dat onderscheid te maken. Veel Europeanen waren gefascineerd door de extreemrechtse en extreemlinkse partijen in hun landen in de jaren 1930. Die partijen beloofden mensen de verwezenlijking van politieke utopieën, d.w.z. vermeende ideale werelden buiten de rechtsstaat en democratie. Daardoor stemden de mensen vaak in met een samenwerking met die extreme partijen of dictaturen. Dat gold ook voor sommige inwoners van Eupen en Malmedy. Maar ze werden niet alleen verleid. Als we naar de geschiedenis kijken, mogen we niet vergeten dat er een verschil is tussen politieke voorkeur en het verlangen om bij een staat te horen.
-
Michel Pauly -
Opinie:
“Er is tegenwoordig nog steeds veel discussie in Luxemburg over wie een “nazi” werd, of een collaborateur, of, pejoratief in het Luxemburgs, een “Gielemännchen” (letterlijk “klein geel mannetje”: geel vanwege de lichtbruine nazi-uniformen) tijdens de Tweede Wereldoorlog, en op basis van wie. Het etiket “Gielemännchen” werd na de Tweede Wereldoorlog overvloedig toegekend, ongeacht of de laster tegen een persoon kon worden gestaafd of gewoon gebaseerd was op laster. Alle Luxemburgers die een bepaalde rol hadden aangenomen binnen het nationaalsocialistische bestuur van Luxemburg werden ervan verdacht een “Gielemännchen” te zijn, ongeacht of ze dat onder dwang of vrijwillig hadden gedaan. Haat tegen alles wat Duits was en alles wat daar op de een of andere manier mee geassocieerd kon worden, en verdriet over persoonlijke verliezen en oorlogservaringen kunnen twee oorzaken zijn geweest voor laster en insinuaties. Een motief gebaseerd op haat en verdriet kan dus het verlangen naar vergelding zijn om de eigen verliezen draaglijker te maken.”
In de herinneringscultuur worden pogingen duidelijk om afstand te nemen van de groep daders die dat onmenselijke regime actief, als medereizigers of door onverschilligheid steunden.
-
Judith Molitor
Opinie:
“Zo was het ook in de Eifel, voor zover ik in mijn omgeving kan begrijpen (en vermoedelijk in alle Duitse of bezette gebieden). De generatie van mijn grootouders herinnert zich nog mensen in hun dorp en regionale omgeving die loyaal waren aan het regime. Daarmee worden alle mensen bedoeld die openlijk nazi waren in hun opvattingen en/of een overeenkomstige functie bekleedden, bijvoorbeeld die van districtsleider of BDM-leider. Discussies over de vorige generatie en hun gedeeltelijke medeplichtigheid aan het ontstaan van de dictatuur zijn pas de laatste decennia op gang gekomen.”
-
Claudia Kühnen
Opinie:
“Voor zover ik geleerd en verteld heb, waren alle Duitsers nazi's voor de hele wereld. De Duitsers zelf wilden niet in het reine komen met de gebeurtenissen van de oorlog en wilden eigenlijk alleen maar vergeten. De denazificatie-acties van de geallieerden werden door de bevolking met tegenzin ontvangen. Niemand had iets gemerkt, iedereen had alleen maar meegedaan uit angst voor hun eigen leven en dat van hun familie, en zelfs bekende nazi's werden voor een deel weer in hun oude functie hersteld - als rechter bijvoorbeeld. De confrontatie met het “verleden” en de wandaden tijdens de oorlogsjaren (en ook daarvoor) begon pas bij de volgende generatie - die van de kinderen van de daders/slachtoffers/daders - en vormde de samenleving in de jaren zestig als een politieke kwestie.”
-
Adeline Moons -
Jeroen Petit
Opinie:
“De herinneringscultuur van de collaboratie maakt duidelijk dat er vaak geprobeerd wordt om afstand te nemen van de mensen die het regime steunden als medereizigers of door onverschilligheid. Ook in Vlaanderen zijn er groepen die zich daarvan willen distantiëren. Ook in Vlaanderen waren er aanhangers van het dictatoriale regime om verschillende redenen. Omdat mensen enerzijds afstand probeerden te nemen van de collaboratie en anderzijds het regime om verschillende redenen volgden, hebben die groepen allemaal verschillende definities van wat een nazi is.”